Onbekend Brazilië – Jan Frumau & Valerie Vleesenbeek
Locatie: Brazilië, Argentinië
Stilte als de motor wordt uitgezet. Kleine golfjes slaan ritmisch tegen de romp van de boot. Een glimp van een ara: weg schietend rood tegen een strakblauwe lucht. Ritselend groen langs de oever. Apen? Nee, een otter! Plotseling gesnuif, gevolgd door een plons, kondigt een een groep roze zoetwaterdolfijnen aan. Een rog zwemt traag de boot voorbij. Zelfs plat op de bodem is hij nog zichtbaar, want het water van Rio Verde is doorzichtig als glas.
De ongewone geuren, heldere kleuren en zinderende hitte gecombineerd met een jetlag, milde cultuurshock en vreugdevol weerzien met gids Larissa, die wij in 2008 in de Pantanal ontmoetten en met wie wij sindsdien een speciale band hebben opgebouwd: het voelt alsof ik wakker ben geworden in een droom.
Maar we zijn hier toch echt: diep in Brazilië, op de grens van Bolivia, drie uur rijden van Vila Bela, twee dagen, drie vluchten en een lange busrit verwijderd van Nederland. Hier kun je op één dag drie totaal verschillende landschappen aan je voorbij zien trekken: de verspreide boomgroepen en grasvlaktes van de savanne, drassig moeras à la de Pantanal en het ondoordringbare groen van het Amazonewoud. We hadden graag het Noël Kempff Mercado National Park in gewild, maar dat is gesloten. Vanuit Bolivia kun je er (met veel moeite) nog wel komen, vanuit Brazilië niet. Dit tot frustratie van een uitbater van een lodge vol sportvissers. Volgens hem zouden zijn gasten niets liever doen dan hun hengels in de visrijke wateren van het park uitgooien. Wat overigens, zo lees ik later op internet, een van de voornaamste redenen was om toeristen voortaan de toegang tot het park te verbieden.
Dieren en planten houden zich gelukkig minder goed aan grenzen door mensen bepaald. Twee dagen lang varen we op (zijtakken van) de Rio Guapore, het grensgebied langs Noël Kempff, en wat we zien doet weinig onder aan wat we horen vertellen over het park zelf. We stuiten niet, zoals drie jaar geleden in de Pantanal, op langs de oever zonnende jaguars. Wel zien we tientallen bijzondere vogels, vissen, enkele kaaimannen en vele schildpadden. Als we op een groep van vijftien otters stuiten, weten onze gidsen de dieren minutenlang ‘aan de praat’ te houden. Door op onze avances in te gaan en ondertussen langzaam door te zwemmen, proberen de otters ons weg te lokken van de plek waar vermoedelijk een aantal jongen schuilt.
Tegen lunchtijd stuurt lokale gids Pilunga het bootje een zijriviertje in om in een nabij meertje in recordtijd vijf grote baarzen te vangen. Een uurtje later liggen ze op de barbecue, op een verlaten strandje diep in de jungle. Wij worden door Larissa aangemoedigd een bad in de rivier te nemen (“Maak je geen zorgen, het water stroomt hier te snel voor piranha’s”). We zijn er snel weer uit, voelen ons belaagd door tientallen visjes die verwoed aan onze huid knabbelen. Oké, hier betaal je in Europese welnesscentra een fortuin voor, maar erg ontspannend is het niet. In de schaduw van een kolossale boom luisteren naar de jungle met een biertje in de hand is dat wel… ondanks de vele insecten die om ons hoofd blijven zoemen en feilloos alle stukjes huid weten te vinden die we bij het Deet smeren even gemist hadden.
Even later brengt Pilunga ons zijn specialiteit: sashimi. Sashimi! We denken maar even niet aan de bereidingswijze (op een plank in de zanderige boot, vismes slechts even afgespoeld in de rivier) en moeten toegeven: verser en lekkerder hebben wij het nooit geproefd.
We overnachten in de rustige, vriendelijke pousada Paco das Oncas, waar naast ons alleen een paar sportvissers bivakkeren in kleurige hutjes. Ondanks de zeer afgelegen ligging van de pousada weet de kok toch elke maaltijd weer iets geweldigs op tafel te zetten. Vlees en vis zijn hebben vermoedelijk een zeer lokale oorsprong!
Veel te snel hebben we de ‘jungle’ alweer verlaten, ik had nog wel een paar dagen door willen dromen. De terugreis: drie uur in een taxi en bijna twaalf uur in een lijnbus met een airco die de strijd met de Braziliaanse zon uiteindelijk altijd verliest, wat betekent dat je ’s ochtends bevriest en ’s middags zit te koken. Je moet er wel iets voor over hebben!
We blijven nog een paar dagen op bekender terrein: Chapada de Guimaraes en Nobres. Duizenden ‘Cuiabanen’ trokken jarenlang elk weekend het indrukwekkend tafelgebergte in, waardoor het park op de meest toegankelijke plekken veel weg kreeg van een vuilnisbelt. Het gevolg: genieten op afstand want je mag bijna nergens meer in. Door de nieuwe weg naar Nobres (langs het park) uit te proberen, wordt het toch nog een mooie, avontuurlijke dag. Vooral als blijkt dat onze ‘GPS’ Larissa vooral op haar gevoel navigeert, onze heel gewone (lees: géén 4wheel drive) huurauto zandweggetjes en enkele beekjes moet trotseren en de tocht bij het vallen van de duisternis nog lang niet beëindigd lijkt. Ach, het ergste dat kan gebeuren is dat we vast komen te zitten, gedwongen zijn te overnachten in de auto en de volgende dag enkele uren moeten lopen naar de dichtstbijzijnde favenda om de auto uit de klei getrokken te krijgen…
Het valt mee gelukkig, het autootje ploegt voort en de schokbrekers lijken de kuilen in en stenen op de weg te kunnen trotseren. Een half uurtje voor Nobres staan we wel enige tijd stil, maar dat is om in stilte naar boven te turen: de hele Melkweg lijkt zich op dit punt aan ons te openbaren. Nog nooit zo veel sterren gezien…
De laatste dag die we in Nobres doorbrengen, is van onvervalst Braziliaans kaliber: we vertrekken ‘s ochtends vroeg om een minibus vol Braziliaanse toeristen voor te zijn bij een waterval zo’n drie kwartier rijden verderop, maar stuiten na vijf minuten op brug die zojuist voor reparatiedoeleinden volledig gedemonteerd is . De wegwerkers wijzen ons stralend op de rivierdoorsteek naast de brug.
Dit is ons dappere huurautootje toch echt te gortig. De eigenaar van de pousada – die na een telefoontje van Larissa komt aangesneld – heeft minder scrupules. Hij rijdt zijn auto zonder aarzelen door de rivier: het water bijna komt tot aan de motorkap. Maar de motor draait nog aan de overkant. We wisselen sleutels uit en rijden verder in zijn auto. Op het verste punt komen we er achter dat hoewel de brandstofmeter anders aangeeft, er bijna geen benzine meer in de tank zit. Ook de koppeling weigert af en toe dienst. Ach, het ergste dat kan gebeuren is dat we ons vliegtuig, dat krap zes uur later gaat, missen…
Maar ook dit keer hebben we geluk. De auto overleeft een tweede duik en we halen het pompstation van Nobres, ternauwernood. In de tussentijd genieten we (heel even) in stilte van de prachtige waterval en zien we onder andere wilde zwijnen en Nandoes (familie van de struisvogel).
De laatste week van de vakantie – door omstandigheden een iets langer verblijf dan de bedoeling was – logeren we in een luxe resort genaamd Ponta do Madeiro, nabij het toeristendorp Pipa. Met zwembad, privéstrand, een adembenemend uitzicht op de oceaan en een jacuzzi op de kamer. Een heerlijk oord, maar we zijn geen strandmensen: na twee dagen worden we onrustig.
Gelukkig ontmoeten we – niet geheel toevallig – in het centrum van Pipa de Nederlander Martijn, die kleinschalige excursies organiseert. Met hem bezoeken we de stad Joao Pessoa, die in dit gebied de toeristische toekomst zou hebben (wij waren niet erg overtuigd). Belangrijkste trekpleister: de saxofonist Jurandy die tijdens zonsondergang aan de oever van de Rio Paraíba de Bolero van Ravel speelt. En het is zoals de Lonely Planet schrijft: ‘It sounds corny but it’s definitely a spectacle worth witnessing, and quite beautiful’.