Cuzco
Cuzco (ter plaatse wordt de naam van de stad meestal geschreven als Cusco) is een stad in het zuidoosten van het Zuid-Amerikaanse land Peru, en de hoofdstad van de gelijknamige regio. Men beweert dat Cuzco de langst bewoonde stad van het Westelijk halfrond is. Cuzco heeft als bijnaam de keizerlijke stad.
Cuzco telt ongeveer 450.000 inwoners. De naam van de stad is afkomstig van het Quechua-woord dat navel (van de aarde) betekent. Cuzco ligt op een hoogte van ongeveer 3500 meter in de Andes.
Voordat de stad in de 16e eeuw door de Spaanse conquistadores werd veroverd, was het de hoofdstad van het Rijk van de Inca, Tahuantisuyu (“Het land van de vier windstreken”) genaamd. Cuzco was van dit rijk de hoofdstad en het culturele centrum. De Inca’s gaven de stad de vorm van een poema, en ze bouwden vele tempels zoals die voor de zonnegod Inti en de maangodin Quilla. Behalve de hoofdstad was Cuzco voor de Inca’s namelijk ook een heilige stad. Zij meenden dat dit de plek was waarvan de zoon van de zon (Manco Capac) en de dochter van de maan (Mama Ocllo) na een lange zoektocht vanaf het Titicaca meer (waar zij door zon en maan op de wereld waren gezet) besloten dat het vruchtbaar genoeg was om er te blijven en waar vervolgens het Rijk van de Inca geboren werd. Vanuit de steden in de omgeving kwamen er dan ook vele mensen op bedevaart. Bijgevolg had de stad een goed ontwikkeld systeem van persoonsregistratie, die het mogelijk maakte voldoende voedsel in voorraad te houden voor de bewoners en de bezoekers.
Tahuantisuyu was een sterk rijk, maar raakte aan het begin van de 16e eeuw door twisten verdeeld. De oorzaak daarvan was dat het rijk sinds 1471 onder de leiderschap van Túpac Inca Yupanqui sterk was gegroeid. Aan het einde van zijn heerschappij omvatte Tahuantisuyu een gebied dat lag tussen Quito in Ecuador en Santiago in Chili. Zijn opvolger Huayna Capac verlegde het bestuurlijke centrum vervolgens naar Quito, waardoor Cuzco in politiek opzicht inboette aan belang. Kort voor zijn dood verdeelde Huayna Cápac het rijk tussen zijn zoons Atahualpa en Huáscar. Het Noordelijke deel ging naar Atahualpa, terwijl Huáscar het Zuiden ontving. Huáscar maakte Cuzco weer tot hoofdstad van zijn deel van het gebied. Wat volgde waren jaren van rivaliteit tussen het Noorden en het Zuiden. In 1532 werd Huáscar door de Noordelijke troepen gevangengenomen, waardoor Atahualpa leider van het hele Incarijk werd.
Het leiderschap van Atahualpa duurde echter niet lang, want in 1532 nam de conquistador Francisco Pizarro hem gevangen. Op 15 november 1533 bereikte Pizarro vervolgens de stad Cuzco. De stad werd veroverd en geplunderd en het gebied werd gekoloniseerd. Veel van de bouwwerken die de Inca’s hadden neergezet werden door de Spanjaarden afgebroken, zodat zij hun katholieke kerken op die plaatsen konden zetten. In veel gevallen verrezen de kerken en kloosters bovenop de muren van de Inca-tempels. De nieuwe bouwstijl bleek echter niet goed bestand tegen de aardbevingen die het gebied regelmatig troffen. Vaak bleven de Inca-muren overeind staan terwijl de Spaanse bouwwerken instortten.
In 1535 probeerde Manco Capac II, een halfbroer van Huáscar, de stad op de Spanjaarden te veroveren. Met 100.000 man marcheerde hij op tegen de Spanjaarden, die de stad bijna verloren. Slechts door een gewaagde uitval en een bloedige veldslag bij Sacsayhuamán konden zij de stad behouden. Door de strijd werd Cuzco echter zwaar beschadigd.
In datzelfde jaar vestigde Pizarro het bestuurscentrum in de nieuwe stad Lima. Cuzco verloor daarmee zijn belangrijkste functie, en het werd een koloniale stad zonder belang. Een aardbeving maakte in 1650 de teruggang volledig: de stad werd wederom verwoest.
In 1911 werd niet ver van Cuzco de Inca-stad Machu Picchu ontdekt. Cuzco ontwikkelde zich daardoor tot een belangrijk toeristisch centrum in Peru. In 1950 werd een groot deel van de stad opnieuw door een aardbeving verwoest. In 1983 werd het historisch centrum van Cuzco opgenomen op de werelderfgoed lijst van UNESCO.