San Agustin

De indiaanse cultuur San Agustín (1000 v.C – 1500 n.C.) is een van de bekendste van de Precolumbiaanse beschavingen die zich in gebied van het huidige Colombia ontwikkelden. De cultuur kwam tot bloei in een relatief kleine gebied van 2000 km² in het departement Huila en het noorden van het departement Caquetá, en ze verdween voor 1500 n.C. Ondanks de vele onderzoekingen en publicaties is er weinig met zekerheid bekend over de San Agustín-indianen omdat de cultuur al was verdwenen voor de Spaanse verovering. De naam is ontleend aan de plaats San Agustín.

In de opkomst en ondergang van de cultuur van San Agustín worden drie periodes onderscheiden.

De eerste periode, de Vormingsperiode loopt van 1000 v.Chr. tot aan het begin van onze jaartelling. In deze periode vestigden landbouwers zich voor het eerst in het gebied. Er vormden zich concentraties van landbouwgemeenschappen en er ontstonden hiërarchische structuren. De overledenen werden begraven, maar de beenderen werden later uit het graf verwijderd en in urnen bewaard, en vervolgens geplaatst in schachten of tombes. Uit stuifmeel- en plantenresten blijkt dat maïs, zoete aardappel, de tayerknol, chilipeper, cassave en zaden van de amarant in die tijd belangrijke voedselelementen waren.

De tweede periode is de Regionale Klassieke Periode van het begin van onze jaartelling tot 900 N.C. Deze periode kenmerkt zich door spirituele ontwikkeling en de op religie gebaseerde hiërarchie in de samenleving. De periode is bekend door de vervaardiging van de karakteristieke beeldhouwwerken en grafmonumenten. In tegenstelling tot andere indiaanse culturen was het in de San Agustín-cultuur op uitzonderingen na niet gebruikelijk om de doden met veel versierselen of kunstobjecten te begraven. Macht en aanzien van de opperhoofden werden tot uitdrukking gebracht door middel van het oprichten van grafmonumenten en standbeelden. In deze periode woonden 4000 tot 8000 mensen in een gebied van ca. 100 km².

De laatste periode, de zogenaamde Recente Periode, liep van 900 N.C. tot ca. 1500 N.C. Deze periode werd meer gekenmerkt door macht gebaseerd op agrarische economie, en minder op basis van religieuze hiërarchie. Standbeelden werden in deze periode waarschijnlijk niet meer gemaakt. Graven uit deze periode bevatten ook vaker objecten die voor huiselijk gebruik van toepassing waren, zoals keramiek. In deze periode groeide het bevolkingsaantal verder uit, maar mensen bleven net als in de vorige periodes op ongeveer dezelfde plaatsen in het gebied wonen. De cultuur hield ca. 1500 N.C. op te bestaan. Waarom het volk verdween, of waarheen het verhuisd is, is onbekend. Dat het vertrek vrij plotseling kan zijn gebeurd volgt uit het feit dat een aantal beeldhouwwerken gevonden zijn die niet zijn afgemaakt.

San Agustín