Birding Trip Venezuela

Locatie: Venezuela

 

Vooraf

Venezuela is met meer dan 1300 soorten een van de rijkste vogellanden ter wereld. En door zijn gevarieerdheid aan indrukwekkende landschappen ook een van de mooiste landen. Reden genoeg voor een vogelaar om er naar toe te willen. Maar wie zo’n trip vanuit Nederland probeert voor te bereiden, stoot onophoudelijk zijn neus. Binnenlandse vluchten zijn niet te boeken, op e-mails of faxen wordt niet gereageerd, zelfs niet door de Audubon Society. Telefonisch contact lukt alleen als je én goed Spaans spreekt (in Venezuela spreken niet veel mensen Engels) én als je de juiste telefoonnummers hebt (in de bekende gidsen van Mary Lou Goodwin staan achterhaalde nummers) én als de afgelegen lodges waar je wilt gaan vogelen, überhaupt telefoon hebben. Ik had eerlijk gezegd de hoop al opgegeven, totdat ik Olafreizen ontdekte. Olaf heeft alles wat ik van te voren geregeld wilde zien, prima voor elkaar gekregen. Mede daardoor heb ik een uitstekende vakantie achter de rug.

Dit verslag schrijf ik, om vogelaars die ook naar Venezuela willen gaan, wat op weg te helpen met tips en door ze een beeld te geven van wat daar letterlijk of figuurlijk op hun pad kan komen. Ik ga dus niet breed uitmeten wat ik elke dag heb gedaan, of welke soorten ik allemaal gezien heb (checklisten zijn overal op internet te vinden). Ik zal me beperken tot enkele smaakmakende soorten. Misschien is het goed te weten, dat ik een pleziervogelaar ben die gewoon iedere dag een beetje spannend wil vogelen, maar niet een zo hoog mogelijke score wil halen door van hotspot naar hotspot te racen. Ik maak ook geen gebruik van gidsen, die me als in een openluchtdierentuin van territorium naar territorium rijden, zodat ik maar hoef af te vinken. Ik heb samen met mijn vrouw (die niet vogelt maar fotografeert) in vijf weken slechts vijf bestemmingen aangedaan en we hebben ons verplaatst met het openbaar vervoer. De reisperiode was van 29 januari tot 2 maart 2007, de droge tijd dus.

Voor ik begin nog even drie aan te bevelen boeken voor aanstaande Venezuela-gangers: Birds of Venezuela (Steven L. Hilty), ISBN 0-7136-6418-5; uitstekende vogelgids, vooral in de beschrijvingen; echter weinig aandacht voor juvenielen, en loodzwaar. Birding in Venezuela (Mary Lou Goodwin), ISBN 84-87334-48-2; beschrijft veel hotspots, inclusief te verwachten soorten; in mijn 5e editie bleken alle telefoonnummers achterhaald, zodat er niets viel te reserveren. Neotropical Rainforest Mammals ( L.H. Emmons) ISBN 0-226-20719-6, voor wie ook zoogdieren interessant vindt.

Op weg naar Junglaven in Amazonas

Olaf had voor ons een vlucht met Air France/KLM geboekt. Niets mis mee, maar hier volgt meteen de eerste tip: plan meer tijd voor de overstap in Parijs. Ons vliegtuig vertrok van Schiphol een half uur te laat, zodat we in Parijs met hard hollen en enorme stress op het nippertje de aansluitende vlucht haalden. Een van de KLM-stewardessen: waarom zijn jullie dan ook niet een uur vroeger naar Parijs gevlogen?

Meteen op de luchthaven van Carácas hebben we gewisseld. Olaf had ons een advies gegeven dat ons meer dan een kwart van ons vakantiebudget bespaard heeft: pin niet, wissel geen traveller cheques in en ga niet naar een bank; neem in plaats van dat alles contante dollars mee en wissel steeds op de zwarte markt, je krijgt zeker 2600 bolivares voor een dollar. Maar ons werden meteen 3000 bolivares geboden, de inflatie was weer een paar maanden verder. De banken werken trouw met de koers die de president bepaald heeft: 2150 bolivares….. Op het vliegveld werden we opgewacht door een taxi van hotel La Parada in Catía la Mar. Venezuela is niet het veiligste land en in het begin van de reis wilden we ons wat beschermd voelen. Hotel La Parada heeft het voordeel, dat je er vanaf de luchthaven snel bent en geen ellende ondervindt van de verkeersopstoppingen in en rond Carácas. En omdat we de volgende ochtend al weer vroeg een vlucht hadden naar Puerto Ayacucho, was dit hotel een prima keus. Maar voor vogelaars is het een ramp, in de straten eromheen zag ik in de 2 uurtjes die ik nog had voor het donker werd, niet meer dan 6 soorten.

De vlucht naar Puerto Ayacucho, de volgende ochtend dus, was prachtig. Zorg ervoor dat je aan een raampje zit en een kaart op schoot hebt, de topografie is heel goed te volgen, het uitzicht is schitterend. Op de luchthaven van Puerto Ayacucho hadden we onze eerste bizarre ervaring. Alle passagiers moesten in de rij om een injectie te krijgen. Wij zwaaiden met onze medische paspoorten in de veronderstelling gewoon door te kunnen lopen. Maar helaas, het ging om een andere ziekte, Sarampion, die in de regio was uitgebroken. Omdat onze kennis van het Spaans basaal is, kostte het bijna en half uur om erachter te komen dat het om mazelen ging. Opnieuw waren we opgelucht: dat hadden we al in onze jeugd gehad en we waren immuun. Maar ook daar had het medisch team geen boodschap aan. Niettemin bleven we een injectie weigeren en we bluften dat we nog liever naar Carácas terug vlogen dan ons te laten injecteren. De reactie was: ook dat mag niet, niemand mag de luchthaven verlaten zonder injectie. Toen het medisch team ging opstappen en wij alleen achter zouden blijven bij twee dienstdoende militairen, hebben we ons gewonnen gegeven en een spuit genomen. Dat was bijna twee uur na aankomst. Giovanni, taxichauffeur en hulpje van de eigenaar van Junglaven, had al die tijd braaf op ons gewacht (ook deze transfer was geregeld via Olaf).

De airtaxi naar Junglaven, vrij diep in de jungle, vertrekt ruim voor aankomst van het vliegtuig uit Carácas (zo gaat dat nu eenmaal in dit land). We moesten dus de rest van de dag in het stadje doorbrengen. Gran Hotel Amazonas is ongetwijfeld het beste hotel in Puerto Ayacucho en je kan er heerlijk eten. Voor vogelaars is het wat minder. Wie meer dan een middag in en rond het stadje wil doorbrengen, kan beter een lodge in de groene omgeving nemen.

De volgende ochtend volgde de tweede bizarre ervaring. In de airtaxi van Wayumi was plaats voor 3 personen en de piloot. Een non ging naast de piloot zitten, wij op de achterstoelen. Onze bagage, ons eten en nog wat spullen (alles werd gewogen) ging in de achterbak en de staart. Toen meldde zich een Indiaans moedertje met kind en ze propte zich in de achterbak tussen de bagage. Daarna verscheen een zeer corpulente inheemse, die in San Juan de Manipiare, halverwege de vlucht naar Junglaven, wilde worden afgezet. Er ging eerst een flinke portie bagage uit de achterbak en zij wrong zich erin. Prompt klapte het vliegtuigje achterover op zijn staart, zodat de piloot voorin bijna een meter omhoog schoot. Wij schrokken geweldig, maar waren opgelucht dat nu het bewijs was geleverd, dat de zware vrouw echt niet meekon. Mis dus. Ik moest naast de piloot plaats nemen, de lichte non ging naar achteren en de dikke vrouw mocht in het midden. En kijk, het vliegtuig bleef op zijn wielen staan. Toen kreeg iedereen een geweldige portie bagage op schoot (ik 8 dozen met eieren) en we vertrokken. Laat ik eerlijk zijn: ik ben vooral bij de start echt bang geweest.

In Junglaven (31 januari tot 6 februari)

Junglaven (spreek choenlabén), in rechtstreekse vlucht vanuit Puerto Ayacucho ruim een uur vliegen over niets dan oerwoud en tepuis, is een van de absolute toplocaties voor vogelaars. Het is een lodge met basic accommodatie. Voor de prijs van $150 per persoon per nacht zou je meer verwachten. Maar wat wil je, als ieder ei en iedere tomaat moet worden ingevlogen en de militairen steekpenningen moeten krijgen. Los daarvan kan voor vogelaars maar weinig met Junglaven concurreren.

De lodge is eigendom van capitano Lorenzo, een 81-jarige oud-gezagvoerder in de burgerluchtvaart, die door de piloot van de airtaxi respectvol wordt aangesproken met comandante. Lorenzo is een innemende man. Hij spant zich in om alles zo goed als het nog gaat, in orde te houden en het je naar de zin te maken. ’s Nachts kermt hij van de pijn in zijn oude lijf. Hij is bijna op en wil de boel verkopen. Echter alleen aan een man van de natuur met het hart op de goede plaats (vanwege de inheemse werknemers voor wie hij zich verantwoordelijk voelt). En zo iemand heeft hij nog niet gevonden.

Contact met de buitenwereld is alleen mogelijk via de radio. Een wonder overigens, dat Olaf via connecties in Venezuela contact kon leggen met de lodge, zodat het verblijf, de heen- en terugvlucht, het hotel in Puerto Ayacucho en de transfer prima voor ons geregeld waren.

Lorenzo heeft de vogelaars een grote dienst bewezen door een pad van ongeveer 9 kilometer door het oerwoud te kappen. Misschien is het de enige plek in Venezuela waar je niet gestoord door verkeersdrukte en in volmaakte veiligheid kunt vogelen. Wie nog nooit in het oerwoud heeft gevogeld, moet bedenken dat dit heel lastig is. Vergelijk het met vogels kijken in een dicht bebladerd bos in Nederland in de maand augustus, als er nauwelijks meer een vogel te horen is. In het oerwoud moet je het hebben van anderhalf uur na zonsopgang en twee uur voor zonsondergang. En op sommige dagen roert zich vrijwel niets. Al zijn er in Junglaven 420 soorten te scoren, in mijn eentje en zonder gids ben ik niet verder gekomen dan ongeveer 150. Als mij daarbij iets is opgebroken, dan is het wel dat ik thuis te weinig voorbereidingstijd gehad heb om de roepjes en piepjes te leren.

Ik beloofde in mijn vooraf-woordje, onze bezigheden niet van dag tot dag te beschrijven en mij te beperken tot wat krenten uit de vogelpap. Iedere dag trokken mijn vrouw en ik ’s morgens vroeg en in de late namiddag het oerwoud in, en eenmaal ook ’s nachts. Laat ik beginnen met het grootste succes: de Trompetvogels (Trumpeter). Overal waar mensen zijn doorgedrongen in het Amazoneoerwoud, zijn deze schuwe vogels door bejaging verdwenen. Maar hier, waar Lorenzo een totaal jachtverbod heeft weten te bewerkstelligen, kun je ze op het pad verrassen. Wij slaagden daar de eerste ochtend al in en daarna nog een paar keer. Maar een van de (weinige) andere vogelaars die er waren, had ze zelfs na 5 dagen nog niet gezien. Er zitten twee populaties, een zuidelijke en – 8 kilometer verderop – een noordelijke. Van beide zagen we ongeveer 10 exemplaren.

Lorenzo, van wiens verhalen over de jungle en het leven in Amazonas je dagelijks kunt smullen, vertelde het volgende. Hij ging eens met een Amerikaans ornitholoog het oerwoud in en na een tijdje hoorden ze een ontzettende herrie in het bos. Ze baanden zich een weg ernaar toe en zagen daar een enorme veldslag tussen zo’n 200 Trompetvogels, die zich van de twee mensen niets aantrokken. Het ging tussen de zuidelijke en de noordelijke populatie. Na een tijd hielden ze op met vechten en gingen ze uit elkaar, zonder dat duidelijk was wie er gewonnen had. Andere soorten waar ik best blij mee ben: Zwarte Hokko (Black Curassow), Kleine Chachalaca (Little Chachalaca), Spix’ Sjakkahoen (Spix’s Guan), Blauwkeelsjakkahoen (Common Piping-Guan), Grote Tinamoe (Great Tinamou), Kleine Tinamoe (Little Tinamou), Gemarmerde Tandkwartel (Marbled Wood-Quail). En dat alles gewoon op het pad, als je maar sluipt.

Het kamp ligt aan een lagune. Dat is eigenlijk een zijarm van de Río Ventuari, maar in de droge tijd is er geen verbinding met deze rivier. Het stuk water is een paar kilometer lang en enkele tientallen meters breed. Je kunt er zo vaak op varen als je wilt, iedere keer gaat een van Lorenzo’s mensen met je mee. De begroeiing op de oevers is weelderig en soms mysterieus. Behalve voor vissers (want het stikt er van de vissen) is het ook aardig voor vogelaars. Hier komen weer een paar leuke soorten: Kleine Mesbekpauwies (Crestless Curassow), Bonte Tinamoe (Variegated Tinamou), Rosse Tijgerroerdomp (Rufescent Tiger-Heron), Agamireiger (Agami Heron), Kapreiger (Capped Heron), Zonneral (Sunbittern), Zwarte Arendbuizerd (Great Black-Hawk), Staartbandnachtzwaluw (Short-tailed Nighthawk). Verder Orinocokaaiman, piranhas, enz. Die laatste hebben we ook gegeten, naast andere heerlijke vis. En hoewel ik al op veel plaatsen in de wereld in het oerwoud ben geweest, is het in Junglaven dat ik voor het eerst mieren gegeten. Keurig op een bordje geserveerd.

Junglaven is duur, maar alle excursies zijn inbegrepen. Tenminste, als er benzine is. Het leger heeft zich in Amazonas het recht op distributie van benzine toegeëigend. Vrijwel alles verkopen ze door aan de Colombiaanse rebellen van het FARC, die aan de overkant van de Orinoco de Venezolaans-Columbiaanse grens bewaken. Benzine voor Lorenzo’s auto vinden ze maar onzin. Lorenzo lijdt daar zwaar onder en voelt zich schuldig tegenover zijn gasten. Zijn hulpje in Puerto Ayacucho smokkelt af en toe ’s nachts om 02.00 uur, als het vliegveld heel even onbewaakt is, een jerrycan de airtaxi in, waar dan ’s ochtends normale bagage tegenaan gaat. Ook de piloot tapt op de landingsbaan bij de lodge soms enkele liters uit zijn vleugels.

Af en toe rijdt Lorenzo dan, met zijn gasten in de laadbak, over het pad door het oerwoud. Het vehikel heeft geen benzinetank meer, een jerrycan met een aquariumslang doet als zodanig dienst. Als hij leeg raakt, wordt het restje in een lege colafles gegoten en zorgt Lorenzo, zittend naast de chauffeur, ervoor dat de laatste druppel nog benut wordt.

Soms komt de auto tot de Río Ventuari of tot aan de savanne. Dat is een totaal andere biotoop met natuurlijk weer aparte vogelsoorten. Toen er al twee dagen geen benzine was, zijn mijn vrouw en ik helemaal naar de savanne gelopen. We trokken om 04.00 uur in het aardedonker het oerwoud in en bereikten bij zonsopgang de savanne, waar we onthaald werden door een oorverdovend chachalacaconcert vanuit drie territoria. We scoorden o.a. Donkerbruine Schreeuwuil (Tawny-bellied Screech-Owl), twee soorten nachtzwaluwen, die overal langs het pad zitten, en veel soorten papegaaien, waarvan vooral Barrabands Papegaai (Orange-cheeked Parrot) de aandacht trok.

Ook de zoogdieren waren rond Junglaven regelmatig te zien: Reuzenotter (Giant otter), Brown-bearded saki-monkey, Brulaap (Brown howler monkey), Witsnuitkapucijneraap (White-fronted capuchin monkey), Gray brocket deer, Tayra.

Met spijt in het hart hebben we na zes nachten Junglaven verlaten. We hadden via Olaf gereserveerd in Hato El Cedral in de Llanos, het immense moerasgebied dat grenst aan het Amazonewoud. Zelf hadden we intussen geregeld, dat het hulpje van Lorenzo in Puerto Ayacucho ons per taxi het hele eind zou rijden. Dat kostte ons na pittig afdingen ruim $300. Achteraf gezien was het veel beter geweest, als we direct vanuit de airtaxi de bus in waren gestapt naar San Fernando de Apure. Als we daar dan overnacht hadden en per bus verder waren gegaan, zouden rond dezelfde tijd in El Cedral zijn aangekomen, voor een paar tientjes alles bij elkaar….

In Hato El Cedral (7 tot 11 februari)

Ik hou er niet van in superlatieven te spreken, maar hier kan ik nauwelijks anders. Dit is het absolute vogelparadijs. Waar ik in Junglaven soms een half uur stond te spieden om eindelijk een of andere bijzondere miervogel of muisspecht voor de kijker te krijgen, is hier het aantal soorten dat om je heen vliegt zonder dat je een stap hoeft te zetten, gewoon niet bij te houden. Dat geldt trouwens ook voor de zoogdieren en reptielen, meteen al als je het toegangshek bent gepasseerd en je je een weg baant tussen de Capybara’s door. Na lang wikken en wegen hadden we Olaf in déze ranch en niet in een van de andere hato’s een kamer laten reserveren vanwege de grote aantallen watervogels én de toegankelijkheid van de galerijbossen. We zijn niet bedrogen uitgekomen.

El Cedral is nauwelijks goedkoper dan Junglaven, maar qua voorzieningen krijg je er iets meer voor terug: goede kamers, goede maaltijden, twee flinke excursies per dag. Soms moesten we die excursies samen met gewone toeristen maken, maar als vogelaars kregen we vaak ook een speciale behandeling, en dus een eigen gids. Tip: dring erop aan Víktor als vogelgids mee te krijgen!

Ik zei al, dat ik niet van vogelen met een gids hou, hier kon je niet zonder. De mooiste waarnemingen kun je alleen op het water en in de vloedbossen doen, en dus moet je met de boot. Hoewel je op de dijken alleen zou kunnen vogelen, was dat niet aan te raden: de Orinocokaaimannen (bijna uitgestorven en een stuk groter dan de talrijke Brilkaaimannen) hadden eieren en stormden op iedere voetganger aan, die voorbij kwam. Vraag, als je er zelf bent, de gids Rafaël eens om zijn kuit te laten zien…..

Afgezien van de vogelsoortenkannonade die iedere dag op ons af kwam, was de natuurbeleving fantastisch, en dat lag niet alleen aan de grote zwermen Rode Ibissen (Scarlet Ibis) die de lucht kleurden. Ik heb daar alle reigersoorten gezien (op de kustsoorten na), zelfs een paar exemplaren van de Zigzagreiger (Zigzag Heron), alle ibissoorten, alle ooievaarsoorten. Hoatzin, Vale reuzennachtzwaluw (Great Poto), Amerikaanse Oehoe (Great Horned Owl). En wat te denken van al die steltlopers die hier in februari pleisteren.: Kleinste Strandloper (Least Sandpiper), Steltstrandloper (Stilt Sandpiper), Dikbekplevier (Wilson’s Plover), Kleine Geelpootruiter (Lesser Yellowleg) enz. enz.

Het leuke is, dat het vogelen tussen de ochtend- en namiddagexcursies niet stopt. Je hoeft maar voor je kamer in de schaduw te zitten en te kijken wat er zelfs op het heetst van de dag nog allemaal voorbij komt. Om nog te zwijgen van alle vogels die in de bomen komen overnachten (vooral ibissen en eenden) en die ’s avonds en ’s ochtends letterlijk voor een bombardement zorgen. Tip: vraag een kamer aan de rand van het terrein, daar zie en hoor je meer vogels dan in de buurt van de centrale gebouwen.

De galerijbossen zijn natuurlijk niet te vergelijken met het Amazoneoerwoud, toch vind je er leuke soorten. Grote Bosvalk (Colared Forest-Falcon), verschillende mierklauwiersoorten, Geelvleugelara ( (Scarlet Macaw). Ook de zoogdieren en reptielen zijn talrijk. We hebben alle drie de mierenetersoorten gezien (Southern tamandua, Pygmy anteater, Giant anteater), de Brazilian porcupine, het White-tailed deer, de Northern naked-tailed armadillo. Een klapper waren de Roze Rivierdolfijnen (Boto). Natuurlijk zagen we Anaconda’s, de grootste was 5 meter lang. De merkwaardigste waarneming was wel een kaaiman die het had klaargespeeld een twee meter lange sidderaal op het droge te krijgen, zonder dat door de stroomstoten zijn stoppen doorsloegen. Het hevig kronkelende beest werd langzaam naar binnen gewerkt. Een minpunt van El Cedral: de mensen van de ranch vergiftigen grote aantallen Zwarte Gieren, een vreselijk gezicht.

Met El Cedral kwam een eind aan de reis voorzover Olaf die voor ons had geregeld. Want we wilden niet de hele periode dichttimmeren. Vanuit de hato lieten we een van de gidsen voor ons een kamer reserveren in Posada Dona Rosa, tussen Mérida en Tabay, aan de oostelijke kant van de Andes. We namen in alle vroegte bij het hek van El Cedral de bus en met tweemaal overstappen kwamen we al rond 15.00 uur bij de posada aan. Reizen met de bus is best comfortabel (als je de goede neemt) en niet duur.

Rond Mérida (11 tot 16 februari)

Het was ons van meer kanten dringend afgeraden in de buurt van Carácas een auto te huren. In Mérida, een redelijk veilige en niet zo drukke stad, hebben we het even overwogen. Toch zagen we er ook hier vanaf, en wel om twee redenen. In de eerste plaats rekenen ze heel hoge tarieven. In de tweede plaats draaien ze je graag een poot uit via de kleine lettertjes. We ontmoetten in de laatste week van onze vakantie twee gedeprimeerde Deense jongens die met een huurauto vanuit Carácas naar Puerto Ayacucho gingen, waar de auto verder dienst weigerde. In de veronderstelling dat dit vooral het probleem was van het verhuurbedrijf lieten ze hem staan en namen ze een taxi naar het noorden. Daar bleek in de kleine lettertjes te staan, dat in geval van panne de huurder ervoor verantwoordelijk is de kapotte auto terug te brengen naar Carácas “om gerepareerd te worden”.
Er rijden overal kleine taxibusjes. Die zijn weliswaar minder comfortabel, maar je hoeft er nooit langer dan een paar minuten op te wachten. Bovendien ligt Posada Dona Rosa midden in de natuur, zodat we helemaal niet de behoefte hadden veel rond te rijden.

De posada is heel prettig, spotgoedkoop en de eigenaar is erg behulpzaam (iedereen trouwens in Venezuela). Rondom in de bossen en op de open stukken kun je heerlijk vogelen. Ik heb er leuke soorten gezien, zoals het Andessjakkahoen (Andean Guan) en Azara’s Stekelstaart (Azara’s Spinetail). Toch zullen doorgewinterde vogelaars hier de speciale soorten missen. Daarvoor moet je via Tabay (waar de hotelbaas ons naartoe bracht) met een carito naar La Mucuy, het begin van het Humboldtpad, alles bij elkaar een half uur rijden vanuit Dona Rosa.

Tip: wie echt bij dageraad op het Humboldttrail wil vogelen, doet er beter aan een onderkomen in Tabay te kiezen, al ligt zo’n hotel niet in het groen. In Venezuela is het immers onmogelijk ’s avonds een taxi te bestellen voor de volgende ochtend. Doordat wij pas tegen 07.00 uur in La Mucuy waren, heb ik interessante soorten gemist. Niettemin, soorten als Bandstaartsjakkahoen (Band-tailed Guan), Roestkapmierpitta (Chestnut-crowned Antpitta) en al die Witbaardstruikgorzen ( Moustached Warbler) waren leuke waarnemingen.

Vogelaars of niet, we hebben een dag uitgetrokken om in Mérida met de kabelbaan tot ruim 4800 meter hoogte te komen. Het is werkelijk uniek om in relatief korte tijd vlak onder je het hellingbos over te zien gaan in bergnevelwoud, dan in páramo en tot slot in kale rots. Het laatste stuk moet je alleen afleggen als je niets mankeert aan hart of luchtwegen. De Loodkleurige Sierragors (Plumbeous Sierra-finch) die ons op de top opwachtte, zag er in elk geval gezond uit.

Intussen kwamen we voor een aardig probleem te staan. We wilden de drukke carnavalsdagen, waarin alle hotels vol zitten, er nauwelijks openbaar vervoer is en de helft van de bevolking beschonken raakt, in het rustige El Tao doorbrengen op de westelijke flank van de Andes, in de buurt van La Azulita. Maar zelfs Guamanchi, het reisagentschap waarmee Olaf nauw samenwerkt en waar we indien nodig de hele reis op konden terugvallen, slaagde er niet in contact met El Tao te maken. De sympathieke Joelle van Guamanchi kreeg ons uiteindelijk onder dak in Estancia la Bravera, een paradijsje ergens langs de weg van Mérida naar La Azulita, maar van dit laatste stadje toch nog drie kwartier rijden vandaan. Vanuit Mérida deden we er met de bus twee uur over om op onze nieuwe bestemming aan te komen. Nog even een tip voor wie wel graag met een gids op pad gaat: de man van Joelle en een kennis van hen schijnen twee goede vogelgidsen te zijn.

Rond Mérida (11 tot 16 februari)

Het was ons van meer kanten dringend afgeraden in de buurt van Carácas een auto te huren. In Mérida, een redelijk veilige en niet zo drukke stad, hebben we het even overwogen. Toch zagen we er ook hier vanaf, en wel om twee redenen. In de eerste plaats rekenen ze heel hoge tarieven. In de tweede plaats draaien ze je graag een poot uit via de kleine lettertjes. We ontmoetten in de laatste week van onze vakantie twee gedeprimeerde Deense jongens die met een huurauto vanuit Carácas naar Puerto Ayacucho gingen, waar de auto verder dienst weigerde. In de veronderstelling dat dit vooral het probleem was van het verhuurbedrijf lieten ze hem staan en namen ze een taxi naar het noorden. Daar bleek in de kleine lettertjes te staan, dat in geval van panne de huurder ervoor verantwoordelijk is de kapotte auto terug te brengen naar Carácas “om gerepareerd te worden”.
Er rijden overal kleine taxibusjes. Die zijn weliswaar minder comfortabel, maar je hoeft er nooit langer dan een paar minuten op te wachten. Bovendien ligt Posada Dona Rosa midden in de natuur, zodat we helemaal niet de behoefte hadden veel rond te rijden.

De posada is heel prettig, spotgoedkoop en de eigenaar is erg behulpzaam (iedereen trouwens in Venezuela). Rondom in de bossen en op de open stukken kun je heerlijk vogelen. Ik heb er leuke soorten gezien, zoals het Andessjakkahoen (Andean Guan) en Azara’s Stekelstaart (Azara’s Spinetail). Toch zullen doorgewinterde vogelaars hier de speciale soorten missen. Daarvoor moet je via Tabay (waar de hotelbaas ons naartoe bracht) met een carito naar La Mucuy, het begin van het Humboldtpad, alles bij elkaar een half uur rijden vanuit Dona Rosa.

Tip: wie echt bij dageraad op het Humboldttrail wil vogelen, doet er beter aan een onderkomen in Tabay te kiezen, al ligt zo’n hotel niet in het groen. In Venezuela is het immers onmogelijk ’s avonds een taxi te bestellen voor de volgende ochtend. Doordat wij pas tegen 07.00 uur in La Mucuy waren, heb ik interessante soorten gemist. Niettemin, soorten als Bandstaartsjakkahoen (Band-tailed Guan), Roestkapmierpitta (Chestnut-crowned Antpitta) en al die Witbaardstruikgorzen ( Moustached Warbler) waren leuke waarnemingen.

Vogelaars of niet, we hebben een dag uitgetrokken om in Mérida met de kabelbaan tot ruim 4800 meter hoogte te komen. Het is werkelijk uniek om in relatief korte tijd vlak onder je het hellingbos over te zien gaan in bergnevelwoud, dan in páramo en tot slot in kale rots. Het laatste stuk moet je alleen afleggen als je niets mankeert aan hart of luchtwegen. De Loodkleurige Sierragors (Plumbeous Sierra-finch) die ons op de top opwachtte, zag er in elk geval gezond uit.

Intussen kwamen we voor een aardig probleem te staan. We wilden de drukke carnavalsdagen, waarin alle hotels vol zitten, er nauwelijks openbaar vervoer is en de helft van de bevolking beschonken raakt, in het rustige El Tao doorbrengen op de westelijke flank van de Andes, in de buurt van La Azulita. Maar zelfs Guamanchi, het reisagentschap waarmee Olaf nauw samenwerkt en waar we indien nodig de hele reis op konden terugvallen, slaagde er niet in contact met El Tao te maken. De sympathieke Joelle van Guamanchi kreeg ons uiteindelijk onder dak in Estancia la Bravera, een paradijsje ergens langs de weg van Mérida naar La Azulita, maar van dit laatste stadje toch nog drie kwartier rijden vandaan. Vanuit Mérida deden we er met de bus twee uur over om op onze nieuwe bestemming aan te komen. Nog even een tip voor wie wel graag met een gids op pad gaat: de man van Joelle en een kennis van hen schijnen twee goede vogelgidsen te zijn.

Estancia La Bravera (16 tot 21 februari)

Estancia La Bravera, eigendom van Jorge Bravo, kun je het best zien als een tuin vol bloeiende bloemen en snorrende kolibries, met tussen de vegetatie een aantal vertrekken die op een perfectionistische manier verzorgd worden. Je verblijft er op basis van halfpension. Jorge en zijn vrouw Yvon hebben er aardigheid aan zelf te koken, en dat doen ze professioneel (al zijn de porties wat klein). We kregen een tip van Joelle: zeg dat je geen dollars hebt en betaal in bolivares. Want Jorge wil dat buitenlanders in dollars betalen en rekent de officiële koers. Jorge trapte er inderdaad in.

De estancia ligt temidden van niets, maar heeft wel een eigen nevelwoud en een eigen páramo als achtertuin. In de directe omgeving is het leuk vogels kijken, maar verwacht niet al te veel bijzondere soorten. Leuke waarnemingen waren enkele paartjes Santa-Maria Quetzal (White-tipped Quetzal) en de Langstaartnimf (Long-tailed Sylph). Jorge lokt de kolibries en je kan zo’n 8 soorten van heel dichtbij te zien krijgen. Een van hen heeft me ook voor het stevigste determinatieprobleem van de reis gesteld. Uiteindelijk bleek het een jonkie van de Zonneboself (Gorgeted Woodstar); hij lijkt van geen kant op zijn ouders en Steven Hilty laat je op dit punt in de steek.

Als je daar in de buurt echt goed wil vogelen, moet je nog een eindje verder gaan in de richting van La Azulita en ergens stoppen op de weg door het nevelwoud. Het stikt daar van de soorten. Vooral de kleinere tangaresoorten zijn er talrijk. In één gemengd groepje had ik Druppeltangare (Spotted Tanager), Azuurkoptangare (Blue-necked Tanager), Goudrugtangare (Golden Tanager), Zilvervlektangare (Beryl-spangled Tanager) en Geelkoptangare (Saffron-crowned Tanager). Maar ook de muisspechten en aanverwante families zijn goed vertegenwoordigd.

Het kostte ons wel enige moeite in dat bos te komen, en als we ergens een huurauto gemist hebben, dan was het hier. Dat lag vooral aan carnaval, dat het openbaar vervoer sterk reduceerde. Toch hebben we ook geprofiteerd van dat feest. In de estancia kwamen een stuk of 15 mensen uit de gegoede middenklasse van Carácas hun vrije dagen doorbrengen. Ze hadden de kostelijkste etenswaren en dranken meegenomen en dat in enorme hoeveelheden. Wij werden meteen in het gezelschap opgenomen en de hele periode rijkelijk getrakteerd. Bovendien heeft het ons een klein netwerk opgeleverd, dat ons van pas zal komen bij een volgende reis. De tegenprestatie was, dat we een eindeloze reeks cynische grappen over president Chávez hebben moeten aanhoren. Ze zijn vreselijk bezorgd om de economie.

In de late namiddag van onze laatste dag (dus te laat) ontdekten we vlakbij La Azulita een sublieme vogelplek. Allerlei papegaaiensoorten strijken hier neer voor de nacht, en ook aan kleinere soorten ontbreekt het niet. Het was een andere plek dan Mary Lou Goodwin beschrijft. Tip: ga in La Azulita vóór de kerk rechtsaf en houd vanaf dat ogenblik constant rechts aan; rij door de groezelige buurt totdat je bij weilanden komt aan je linkerhand, en loop dan de weg af.

We hebben lang geaarzeld over onze laatste bestemming (Coro met zijn woestijn? De Sierra San Luís? Henry Pittier? Morrocoy?). Uiteindelijk kozen we voor El Palmichal in Carabobo. Reserveren voor Casa Maria lukte niet vanuit de Andes, vanwege de verkeerde telefoonnummers in het boek van Goodwin.

De dag na carnaval rijdt het openbaar vervoer weer volop, maar iedereen wil er dan ook tegelijk in. Overdag kwamen we niet weg uit Mérida, wonder boven wonder bemachtigden we wel tickets voor de nachtbus naar Valencia. We vinden het achteraf een ideale manier van reizen, als je tenminste een deken of jas hebt om over je heen te trekken (door de airco is het 12 graden). Je slaapt comfortabel en tegelijkertijd word je voor een habbekrats over honderden kilometers vervoerd. Om 05.00 uur werden we in het stikdonker afgezet op een parkeerplein, niet ver van de terminal. In theorie was dat een zeer onveilige situatie, maar louter vriendelijke mensen hielpen ons telkens verder. Via nog twee andere busjes bereikten we om 10.00 uur Casa Maria, waar ze plek voor ons bleken te hebben.

El Palmichal. (22 februari tot 1 maart)

El Palmichal is een bos van 11.000 hectares, eigendom van de petrochemiereus Pequiven. Er zitten ongeveer dezelfde vogelsoorten als in Henry Pittier, alleen is hier geen drukke weg, vogels kijken kun je in alle rust. Er is maar één probleem: niemand mag erin, behalve Norbert Flauger, de eigenaar van Casa Maria; en ook zijn gasten, als hij of zijn vrouw ze tenminste persoonlijk begeleidt of afzet. De formule van Casa Maria is dan ook: volpension inclusief excursies, als die niet al te ver uit de buurt zijn.

Casa Maria is een paradijsje op zich, nog veel mooier dan ons vorige verblijf. Of het je te doen is om de insecten, de amfibieën, de planten of de vogels, je komt er aan je trekken. Ook culinair trouwens. Norbert, een wat stugge en een tikkeltje dominante Beier, is behalve een excellent bioloog ook zakenman: hij wil alleen dollars, en als je in bolivares wil betalen, rekent hij die om in de voor hem gunstigste koers, zodat je veel meer betaalt dan een Venezolaan die er logeert. Maar eerlijk is eerlijk, je krijgt er ook iets voor terug.

Boven in het bos hoef je helemaal niet ver te lopen, als je er eenmaal bent afgezet. De beste soorten zitten in het hoogst gelegen deel. Voorbeelden zijn Kortstaartmierlijster (Short-tailed Antthrush), Zwartkeelmierlijster (Black-faced Antthrush), Prachtcotinga (Handsome Fruiteater), Gekraagde Trogon (Collared Trogon). Ook langs de weg van Casa Maria naar het bos kun je heel wat soorten scoren en zelfs als je gewoon in de tuin van Casa Maria blijft. Daar kruipen bijvoorbeeld de Roodbuikchachalaca’s (Rufous-vented Chachalaca) gewoon door de bomen vlak boven je hoofd. Vergeet ook niet daar ’s ochtends heel vroeg bij de nachtvlinderlamp te gaan zitten en te bekijken hoe allerlei vogels zich te goed komen doen aan de vlinderoogst van die nacht. Helaas kan zoiets niet meer op het dak van het hoofdgebouw van El Palmichal: daar is de lichtbak weggehaald.

We hebben met Norbert verschillende excursies gemaakt in zijn luxe 4WD’s. Eentje ging naar moerassen van San Pablo. Het is een ramp dat ze die aan het droogleggen zijn en het omringende woud gekapt hebben. Gelukkig zagen we nog Anioema’s ( Horned Screamer) in overvloed. Andere soorten waren hier onder andere Levrauds Dwergral (Rusty-flanked Crake), Witoorspitssnavel (White-eared Conebill) en Geschubde Dwergspecht (Scaled Spiculet). Een ander tochtje ging naar het nevelbos van Montalban. Daar zaten veel kleine tangaresoorten en nog meer Noord-Amerikaanse zangertjes. Die laatste waren trouwens op bijna al onze bestemmingen in overvloed te vinden.

Op onze laatste volle dag zijn we naar Morrocoy gegaan (waar Norbert zich pittig extra voor liet betalen). Daar hebben we zowat alle kustsoorten die je er in februari verwachten kunt, gezien. Leuke extraatjes waren de Naaktoogduiven (Bare-eyed Pigeon) en de Tweekleurige Spitssnavel (Bicolored Conebill). Bespaar je overigens om in te gaan op Norberts voorstel een boot te huren en naar het vogeleiland te gaan. Veel zie je daar niet en het snorkelen valt ook tegen.

Caracas – Amsterdam

De volgende dag zijn we met een door Norbert geregelde taxi naar het vliegveld bij Carácas gegaan. Op die manier zijn we erin geslaagd, volkomen weg te blijven uit de hoofdstad. Wel zo veilig. Op die luchthaven hadden we onze laatste bizarre ervaring. We werden zesmaal gecontroleerd voor we eindelijk bij het vliegtuig kwamen, en toen stond er bij de deuren nog een zware ploeg klaar om alle passagiers van top tot teen te fouilleren en nog eens alle handbagage te doorwroeten. In het ruim van ons vliegtuig lag intussen de goed verpakte machete die ik voor mijn zoon gekocht had. Het voelde als een kleine triomf toen ik daarmee de volgende ochtend ook de Nederlandse douane op Schiphol was gepasseerd.

Wie meer wil weten over onderdelen van onze reis, kan via Olaf contact met ons opnemen.

Verslag: Karel Boonstra
Foto’s: Ingrid Wilders

Kaaiman Los Llanos

Relevante informatie bij dit reisverhaal